Stel je een keuken voor zonder ingrediënten die we nu dagelijks gebruiken. Er is geen koffie, geen thee, geen chocola, geen vanille. Er zijn geen aardappels, paprika’s, tomaten, geen witte en bruine bonen, geen mais, geen avocado’s.
Kun je dan wel lekker eten? Jazeker! Tenminste…. als je geld hebt. De laatmiddeleeuwse keuken is er namelijk een van uitersten. De arme plattelandsbevolking at vooral brood, pap en soep met knolgroenten, kool of tuinbonen. Vlees was een zeldzame toevoeging.
De rijke burgerij en adel aten zeer uitgebreid en gevarieerd. Vlees, vis, gevogelte, groenten en fruit werden gekruid met groene kruiden en exotische specerijen. De peperdure specerijen kwamen via lange handelsroutes uit Afrika en het Oosten. Amandelen en gedroogde zuidvruchten waren geliefd als smaakmakers uit het Middellandse Zeegebied.
Wat er op de laatmiddeleeuwse tafel verscheen, was niet alleen een kwestie van geld.
De houdbaarheid van verschillende soorten voedsel speelde een belangrijke rol. Zonder koelkast is het lastig om verse vis en vlees te bewaren. Daarom werd het gepekeld, gerookt of gedroogd. De groenten die men at waren de groenten van het seizoen. Groenten langer bewaren? Maak ze in in zuur en je hebt ook midden in de winter nog groenten.
Een grote factor in de keuken van de Late Middeleeuwen was de kerk. De kerk schreef voor dat op bepaalde dagen, behoorlijk veel dagen, gevast moest worden. Het was in elk geval de bedoeling dat je geen vlees at op vrijdag.
Dokters hadden in die tijd nog weinig invloed op de gezondheid van hun patiënten. Maar door middel van het eten van de juiste gerechten kon de Middeleeuwer zijn gezondheid bevorderen. Men dacht dat de gezondheid van de mens afhing van de balans van zijn lichaamssappen: bloed, slijm, gal en zwarte gal. Met het juiste voedsel, en de juiste bereiding ervan, blijft het lichaam in goede conditie. Wat was er zoal gezond? Wijn, kaas, (gedroogde) vijgen en druiven. Doe mij maar een Middeleeuws dieet…